Blog – Misverstanden in het eerste jaar van een pup – deel 1

Er doen veel verhalen en adviezen de ronde over de opvoeding en ontwikkeling van pups. Fit Dog Program wil graag wat orde scheppen in alle verhalen en misverstanden. In deze serie van 3 Blogs gaan we dieper in op een aantal dingen die vaak geroepen worden zonder dat er direct een onderbouwing voor is. Vandaag deel 1 over hoe voorzichtig je wel of niet moet zijn, hoe vroeg je kunt beginnen met het trainen van je pup en hoeveel een pup moet/mag bewegen.

(Te) voorzichtig zijn

Een pup is klein en heeft een kwetsbaar skelet. Het skelet is nog niet gebouwd om grote krachten aan te kunnen. Het is te begrijpen dat mensen erg voorzichtig zijn met hun pup. Dat is natuurlijk goed. Maar te voorzichtig zijn is niet goed. Dat belemmert een goede ontwikkeling van je pup tot volwassen hond. Een pup leert net als een kind van ondervinding met vallen en opstaan.

Er is geen andere manier! Een pup moet dus wel bewegen en de kans krijgen zijn eigen fouten te maken. Daarbij zorg je natuurlijk wel altijd voor een veilige omgeving. Door te bewegen wordt het zenuwstelsel geactiveerd en uitgebreid. Hoe uitgebreider het zenuwstelsel, des te beter zal zijn motoriek worden. Het zenuwstelsel wordt ontwikkeld in zijn vroege jeugd. Elke nieuwe ervaring wordt in deze beginperiode voor altijd opgeslagen in bewegingspatronen en spiergeheugen. Maar het opdoen van deze nieuwe ervaringen hoeft gelukkig maar kortdurend te zijn. Voor een pup geldt dus dat je kortdurende activiteiten aanbiedt met veel variatie en daarna veel rusten.

Je moet al vroeg beginnen met het trainen van een pup

In de eerste maanden van het leven van een pup train je nog niet. Je biedt en creëert (veilige) situaties waarbij de pup spelenderwijs zijn lichaam leert kennen en zo goed mogelijk gebruiken.

Fit Dog Program maakt in de online cursus “Basisfitheid voor de actieve hond” (voor volwassen honden) gebruik van grondmotorische eigenschappen om structuur aan te brengen in de opzet van de training. Grondmotorische eigenschappen bestaan uit kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en coördinatie. Hierbij is coördinatie verreweg de belangrijkste eigenschap, die alle grondmotorische eigenschappen verbindt.

Voor een pup in de eerste negen maanden van zijn leven is coördinatie de enige grondmotorische eigenschap die we oefenen. De andere eigenschappen komen later aan bod, omdat het lichaam van een pup nog niet voldoende ontwikkeld is om kracht, snelheid en uithoudingsvermogen aan te kunnen en te verwerken. Het zenuwstelsel kan zich al wel ontwikkelen, want dat ligt in principe klaar. In de eerste maanden worden de toekomstige bewegingspatronen opgebouwd met steeds meer verfijning. Het zenuwstelsel wordt geactiveerd en ontwikkeld door balans- en coördinatieoefeningen. Het lichaam van de pup leert hiermee allerlei zenuwverbindingen te maken en spiergeheugen op te bouwen.

Een pup moet niet te veel / juist wel veel bewegen

Een gewricht wordt gevormd als twee botten een verbinding maken. Aan beide bot-uiteinden zit kraakbeen, dat zorgt voor een soepelere beweging en fungeert als stootkussen voor het opvangen van schokken.

Als de kwaliteit van het kraakbeen vermindert ontstaat artrose of slijtage. Dat is een pijnlijke bewegingsbeperkende aandoening, die niet meer hersteld kan worden. De kwaliteit van het kraakbeen wordt in de eerste maanden gevormd op basis van beweging en vraag.

Er is een onderzoek gedaan bij veulens naar de vorming van kraakbeen in de eerste zes maanden. De veulens werden in drie groepen verdeeld. Een groep ging met de moeder in de wei en kon zelf vrij bewegen. Een andere groep bleef uitsluitend in de stal en de derde groep bleef ook op stal, maar werd iedere dag getraind met 100 meter galop.

Na zes maanden bleek dat de groep die in de wei was opgegroeid perfect kraakbeen had gevormd. Bij de groep op stal was geen kraakbeen gevormd en bij derde groep was er wel kraakbeen gevormd, maar was al kapot omdat het te zwaar was belast. Dat leert ons dat er beweging moet zijn om sterk kraakbeen te vormen, maar dat geen of te veel beweging geen kraakbeen of van slechte kwaliteit maakt.

Conclusie

De kunst is een balans te vinden in over- en onderbelasten! Daarom is het zo belangrijk je pup goed te kennen waardoor je snel kunt zien of hij moe is, en of hij de oefeningen goed begrijpt en aankan.

Dat kan alleen als je voldoende kennis hebt van de processen van het zich ontwikkelende lichaam van je pup. Via de online cursus “Puppy Fit” van Fit Dog Program kun je je deze theoretische kennis eigen maken. Daarnaast krijg je heel veel tips en oefeningen om je pup op een verantwoorde manier op te laten groeien tot een gezonde volwassen hond die klaar is voor een actief leven.

Binnenkort volgt het tweede deel uit deze serie, hou de berichten van Fit Dog Program in de gaten!

2 gedachten over “Blog – Misverstanden in het eerste jaar van een pup – deel 1”

Reacties zijn gesloten.